BEVOEGDHEID EN JURIDISCH KADER
Artikelen 40 en 41 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, en latere wijzigingen.
Artikelen 119 en 119bis van de Nieuwe gemeentewet.
De wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en haar uitvoeringsbesluiten.
Het Decreet van 26 maart 2004 betreffende openbaarheid van bestuur, en latere wijzigingen;
De beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het gelijkheids- en transparantiebeginsel;
Het K.B. betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen van 9 maart 2014, gewijzigd op 19 juli 2018.
Het gemeenteraadsbesluit tot aanstelling van de provinciale sanctionerende ambtenaren en goedkeuring van het samenwerkingsakkoord met de provincie van 30 maart 2021.
Het besluit van het schepencollege tot goedkeuring van het protocolakkoord met de Procureur des Konings van 15 maart 2021.
FEITELIJKE CONTEXT EN MOTIVERING
De wet van 24 juni 2013 voorziet de mogelijkheid om een categorie van gemengde inbreuken in te voeren, nl. overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren en overtredingen van de bepalingen betreffende verkeersbord C3 (verboden toegang in beide richtingen) en F103 (voetgangerszone), de zogenaamde GAS-4.
Deze inbreuken blijven strafbaar in de wegverkeerswetgeving, maar tegelijkertijd voorziet men de mogelijkheid om deze inbreuken administratief af te handelen.
De administratieve boetes worden in dit geval door de gemeente zelf geïnd.
De gemeente Riemst wenst de overtredingen in de categorie GAS-4 administratief af te handelen, en heeft dan ook beslist de provinciale sanctionerende ambtenaren aan te stellen voor de afhandeling van haar GAS-dossiers en daartoe een samenwerkingsakkoord met de provincie afgesloten.
De betreffende inbreuken moeten opgenomen worden in een politieverordening waarbij een administratieve geldboete wordt bepaald zoals voorzien in het koninklijk besluit van 9 maart 2014, gewijzigd op 19 juli 2018.
De gemeenteraad dient voor deze gemengde inbreuken een verplicht tussen de bevoegde procureur des Konings en het college van burgemeester en schepenen afgesloten protocolakkoord te bekrachtigen.
BESLUIT: Goedkeuring GAS 4 en bekrachtiging protocolakko
eenparig
artikel 1: Bekrachtiging protocolakkoord
De gemeenteraad bekrachtigt het bijgevoegde protocolakkoord over overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103 vastgesteld met automatisch werkende toestellen tussen de stad Bilzen en de procureur des konings van het gerechtelijk arrondissement Limburg.
artikel 2: Goedkeuring politieverordening
De gemeenteraad keurt de onderhavige politieverordening betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen, met inwerkingtreding op 1 juli 2021, goed.
POLITIEVERORDENING BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VOOR OVERTREDINGEN BETREFFENDE HET STILSTAAN EN HET PARKEREN EN OVERTREDINGEN BETREFFENDE DE VERKEERSBORDEN C3 EN F103
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Doel
Deze politieverordening geeft uitvoering aan artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, dat bepaalt dat de gemeenteraad kan voorzien in een administratieve geldboete voor de inbreuken opgesomd in het Koninklijk Besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
Artikel 2. Definities
De definities opgenomen in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg zijn evenzeer van toepassing op onderhavige politieverordening.
Artikel 3. Toepassingsgebied
Deze politieverordening is van toepassing op het grondgebied van de stad Bilzen, met uitzondering van de autosnelwegen die dit grondgebied doorkruisen.
Artikel 4. Doelgroep
Deze politieverordening is van toepassing op iedere meerderjarige natuurlijke persoon en iedere rechtspersoon die zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, ongeacht zijn woonplaats of ligging van de maatschappelijke zetel.
HOOFDSTUK II. OVERTREDINGEN VAN DE EERSTE CATEGORIE VOLGENS KB VAN 1 DECEMBER 1975 HOUDENDE ALGEMEEN REGLEMENT OP DE POLITIE OP HET WEGVERKEER EN VAN HET GEBRUIK VAN DE OPENBARE WEG
Artikel 5. Parkeren in erven en woonerven (art. 22 bis, 4°,a) KB 1/12/1975)
Binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve:
• op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter "P" aangebracht is;
• op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat.
Artikel 6. Stilstaan en parkeren op verhoogde inrichtingen (art. 22 ter.1, 3° KB 1/12/1975)
Op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering.
A14 F87 F4a F4b
Artikel 7. Parkeren voetgangerszones (art. 22sexies2 KB 1/12/1975)
In voetgangerszones is het parkeren verboden.
Artikel 8. Opstelling stilstaand of geparkeerd voertuig ten opzichte van de rijrichting (art. 23.1, 1° KB 1/12/1975)
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting. Indien het een rijbaan is met éénrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden.
Artikel 9. Stilstaan of parkeren op een berm (art. 23.1, 2° KB 1/12/1975)
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld:
• buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender welke berm;
• indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden;
• indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op de rijbaan opgesteld worden;
• indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden.
Artikel 10. Stilstaan of parkeren volledig of deel op de rijbaan (art. 23.2, lid 1, 1° tot 3° en 23.2 lid 2 KB 1/12/1975)
Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden:
1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;
2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;
3° in één enkele file.
Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.
Artikel 11. Opstelling fietsen en tweewielige bromfietsen (art. 23.3 KB 1/12/1975)
Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°. f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Artikel 12. Opstelling motorfietsen (art. 23.4 KB 1/12/1975)
Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.
Artikel 13. Stilstaan en parkeren op plaatsen waar gevaar veroorzaakt kan worden of onnodige hinder zou veroorzaken (art. 24, lid1, 2°, 4° en 7° tot 10° KB 1/12/1975)
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
2° op de rijbaan op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter voor de oversteekplaatsen voor voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;
3° in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naastbijgelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;
4° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering;
5° op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt;
6° op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.
Artikel 14. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 1°, 2°, 3°, 5°, 8° tot 13° KB 1/12/1975
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;
2° op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;
3° voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;
4° op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;
5° buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;
B9
6° op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;
E9a E9b
7° op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2.° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
8° op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;
9° op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;
10° buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middenberm die deze rijbanen scheidt.
Artikel 15. Onjuiste aanduiding parkeerschijf (art. 27.1.3 KB 1/12/1975)
Het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft.
Artikel 16. Parkeren onrijvaardige motorvoertuigen en aanhangwagens (art. 27.5.1 KB 1/12/1975)
Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te parkeren.
Artikel 17. Parkeren auto’s, slepen en aanhangwagens met een MTM van meer dan 7,5 ton (art. 27.5.2 KB 1/12/1975)
Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto's, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.
E9a E9c E9d
Artikel 18. Parkeren reclamevoertuigen (art. 27.5.3 KB 1/12/1975)
Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te parkeren.
Artikel 19. Gebruik gehandicaptenkaart (art. 27bis KB 1/12/1975)
Het niet hebben aangebracht van de speciale kaart bedoeld in artikel 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of het door artikel 27.4.1 van hetzelfde besluit hiermee gelijkgesteld document op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op een voorbehouden parkeerplaats voor personen met een handicap geparkeerde voertuig.
Artikel 20. Verkeersborden betreffende het stilstaan en parkeren (art. 70.2.1 KB 1/12/1975)
Verkeersborden E1, E3, E5, E7 en van type E9 betreffende het stilstaan en het parkeren niet in acht nemen.
E1 E3 E5 E7
E9a E9b E9c E9d
Artikel 21. Verkeersbord halfmaandelijks parkeren (art. 70.3 KB 1/12/1975)
Het verkeersbord E11 niet in acht nemen.
E11
Artikel 22. Stilstaan en parkeren op verkeersgeleiders en verdrijvingsvakken (art. 77.4 KB 1/12/1975)
Het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken.
Artikel 23. Stilstaan en parkeren op witte markering parkeerzone (art. 77.5 KB 1/12/1975)
Het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.
Artikel 24. Stilstaan en parkeren op dambordmarkeringen (art. 77.8 KB 1/12/1975)
Het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht.
Artikel 25. Verboden toegang, in beide richtingen, voor iedere bestuurder (art. 68.3 KB 1/12/1975)
Het niet in acht nemen van het verkeersbord C3 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.
C3
Artikel 26. Verkeer in voetgangerszones (art. 71.2 KB 1/12/1975)
Het niet in acht nemen van het verkeersbord F103 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen.
F103
HOOFDSTUK III. OVERTREDINGEN VAN DE TWEEDE CATEGORIE VOLGENS KB VAN 1 DECEMBER 1975 HOUDENDE ALGEMEEN REGLEMENT OP DE POLITIE OP HET WEGVERKEER EN VAN HET GEBRUIK VAN DE OPENBARE WEG
Artikel 27. Stilstaan en parkeren op autowegen (art. 22.2 en art. 21.4, 4° KB 1/12/1975)
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op autowegen, behalve op de parkeerstroken, aangewezen door het verkeersbord E9a.
E9a
Artikel 28. Stilstaan en parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 24, lid1, 1°, 2°, 4° tot en met 6° KB 1/12/1975
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;
2° op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
3° op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen;
4° op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;
5° op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is.
Artikel 29. Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 4°, 6°, 7° KB 1/12/1975
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;
2° op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;
3° wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden.
Artikel 30. Parkeren op voorbehouden parkeerplaatsen voor personen met een handicap (art. 25.1, 14° KB 1/12/1975)
Het is verboden een voertuig te parkeren op de parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3° c van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg behalve voor de voertuigen gebruikt door personen met een handicap die in het bezit zijn van een speciale kaart zoals bedoeld in artikel 27.4.1 of 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
HOOFDSTUK IV. SANCTIONERING
Artikel 31. Overtredingen van de eerste categorie
Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk II van deze politieverordening worden
gesanctioneerd met een administratieve geldboete zoals bepaald in artikel 2 § 1 van het Koninklijk Besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
Artikel 32. Overtredingen van de tweede categorie
Inbreuken op de artikelen uit Hoofdstuk III van deze politieverordening worden
gesanctioneerd met een administratieve geldboete zoals bepaald in artikel 2 § 2 van het Koninklijk Besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
HOOFDSTUK V. PROCEDURE
Artikel 33.
Het opleggen en innen van de administratieve geldboete verloopt volgens de bepalingen van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Artikel 34. Kennisgeving
De sanctionerende ambtenaar deelt binnen de vijftien dagen na ontvangst van de vaststelling van de inbreuk, bij gewone zending, aan de overtreder de gegevens mee met betrekking tot de vastgestelde feiten en de begane inbreuk, alsook het bedrag van de administratieve geldboete.
Artikel 35. Betaling
De administratieve boete wordt betaald door de overtreder binnen de dertig dagen na de kennisgeving ervan, tenzij de overtreder binnen deze termijn zijn verweermiddelen bij gewone zending laat geworden aan de sanctionerend ambtenaar.
Artikel 36. Verweer
De overtreder kan binnen dertig dagen na de kennisgeving van de administratieve geldboete op zijn verzoek worden gehoord wanneer het bedrag van de administratieve geldboete hoger ligt dan 70 euro.
Artikel 37. Beslissing
§1. Indien de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen gegrond verklaart, dan brengt hij hiervan de overtreder op de hoogte.
§2. Verklaart de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen niet gegrond, dan brengt hij de overtreder hiervan op een met redenen omklede wijze bij gewone zending op de hoogte met verwijzing naar de te betalen administratieve geldboete die binnen een nieuwe termijn van dertig dagen na deze kennisgeving moet worden betaald.
Artikel 38. Herinnering
Wordt de administratieve geldboete niet betaald binnen de eerste termijn van dertig dagen, dan wordt, behoudens in geval van verweermiddelen, een herinnering verstuurd bij gewone zending met uitnodiging tot betaling binnen een nieuwe termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van die herinnering.
Artikel 39. Uitvoerbare kracht administratieve geldboete
De beslissing van de sanctionerend ambtenaar om een boete op te leggen, kan gedwongen worden uitgevoerd indien de boete niet werd betaald binnen de termijn van dertig dagen na de herinnering zoals bepaald in artikel 38 van deze verordening, tenzij de overtreder binnen deze termijn een beroep instelt bij de Politierechtbank.
Artikel 40. Beroepsprocedure
§1. De overtreder kan in geval van een administratieve geldboete een beroep instellen bij geschreven verzoekschrift bij de politierechtbank, volgens de burgerlijke procedure, binnen een maand na kennisgeving van de beslissing.
§2. De politierechtbank beslist in het kader van een tegensprekelijk en openbaar debat, over het beroep ingesteld tegen de administratieve geldboete.
§3. De politierechtbank oordeelt over de wettelijkheid van de opgelegde geldboete en kan de beslissing van de sanctionerend ambtenaar ofwel bevestigen ofwel herzien.
§4. De beslissing van de politierechtbank is niet vatbaar voor hoger beroep.
Artikel 41. Verjaring
De administratieve geldboete verjaart na vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop ze betaald moeten worden.
HOOFDSTUK VI. BEKENDMAKING
Artikel 42.
Deze politieverordening wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 285 e.v. van het Decreet over het lokaal bestuur.
HOOFDSTUK VII. INWERKINGTREDING
Artikel 43.
Deze politieverordening treedt in werking op 1 juli 2021.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.