Aanleiding, feiten, context
Het langdurig leegstaan van woningen en gebouwen verhindert dat beschikbare ruimte optimaal benut wordt, terwijl er een duidelijke nood bestaat aan kwalitatieve woongelegenheid en economische activiteit. Leegstand verhoogt bovendien de kans op verwaarlozing en brengt extra kosten mee voor toezicht en handhaving door de gemeente. Met deze belasting wil de gemeente, eigenaars responsabiliseren en stimuleren om hun panden opnieuw in gebruik te nemen, zodat de leefbaarheid en de dynamiek in de gemeente versterkt worden.
Deze belasting draagt bij tot een evenwichtige financiering van het gemeentelijk beheer.
Met ingang van 1 januari 2026 en voor een termijn die eindigt op 31 december 2031 geldt het gemeentelijk reglement houdende de registratie van en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen zoals in het besluit voorgesteld.
Juridische gronden
● Grondwet, art. 170, § 4.
● Vlaamse Codex Wonen van 2021:
artikel 2.2, waarbij de gemeente wordt aangeduid als regisseur van het lokale woonbeleid;
artikels 2.9 tot en met 2.14 betreffende de opmaak van een gemeentelijk leegstandsregister.
● Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
● Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en latere wijzigingen.
● Bestuursdecreet van 7 december 2018.
● Ministerieel besluit van 12 december 2019 houdende de subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid voor de periode 2019-2025.
● Besluit van de Vlaamse regering van 18 november 2018 betreffende het lokaal woonbeleid, dat gemeenten in een intergemeentelijk samenwerkingsverband oplegt om leegstaande gebouwen en woningen op te sporen, te registreren en aan te pakken.
● Gemeenteraadsbesluit van 1 juli 2019 tot goedkeuring van het subsidiedossier voor het intergemeentelijk samenwerkingverband “Zuidoost Limburg” voor de projectperiode 2019-2025, waarbij Stebo vzw opgenomen werd als projectuitvoerder.
● Ministrieel besluit van 14 maart 2025 houdende de subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid voor de periode van 2026-2031
● Gemeenteraadsbesluit van 8 september 2025 tot goedkeuring van het subsidiedossier voor het intergemeentelijk samenwerkingsverband ‘Zuidoost Limburg’ voor de projectperiode 2026-2031, waarbij Stebo vzw opgenomen werd als projectuitvoerder. Overwegende in afwachting van de goedkeuring van de minister.
BESLUIT: Gemeentelijk reglement leegstand
eenparig
artikel 1. Begripsomschrijvingen:
Voor de toepassing van dit reglement gelden onder meer de begripsomschrijvingen van het artikel 1.3 van de Vlaamse Codex Wonen.
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. administratie:
de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister. De gemeente kan hiervoor beroep doen op medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsverband.
2. beroepsinstantie:
het college van burgemeester en schepenen.
3. beveiligde zending:
één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a) een aangetekend schrijven;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.
4. gebouw:
elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
5. kamer:
een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.
6. leegstaand gebouw:
gebouw dat beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane omgevingsvergunning of melding in de zin van art. 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten;
7. leegstaande woning:
woning die beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie;
8. leegstandsregister:
het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in artikel 2.9 van de Vlaamse Codex Wonen.
9. leegstand bij nieuwbouw:
woning die beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als een leegstaand gebouw of een leegstaande woning beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie;
10. opnamedatum:
de datum waarop het gebouw of de woning in het leegstandsregister wordt opgenomen.
11. verjaardag:
het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.
12. woning:
elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.
13. zakelijk gerechtigde:
de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
a) de volle eigendom;
b) het recht van opstal of van erfpacht;
c) het vruchtgebruik.
14. renovatienota:
gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota die door het college van burgemeester en schepenen wordt goedgekeurd en waarin minstens volgende elementen zijn opgenomen:
● een overzicht van de voorgenomen werken;
● een gedetailleerd tijdschema waaruit blijkt dat binnen een periode van maximaal X maanden de woning bewoonbaar wordt gemaakt;
● bestekken en/of facturen met betrekking tot de voorgenomen werken;
● fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen;
● (in voorkomend geval) het akkoord van alle mede-eigenaars.
15. Tweede verblijf:
elke private woongelegenheid die voor de eigenaar of de huurder ervan niet tot hoofdverblijf dient, maar die door hen voor bewoning kan worden gebruikt. Dit zijn onder andere landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes,… en alle andere vaste woongelegenheden. De woongelegenheid dient bewoonbaar te zijn, door o.a. een aansluiting op het water- en elektriciteitsnetwerk, dat aangetoond kan worden door verbruiksfacturen. Bovendien dient de woongelegenheid en huiskavel als een goede huisvader onderhouden te worden.
Hoofdstuk 1: Leegstandsregistratie
artikel 2. Leegstandsregister
§1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het leegstandsregister bestaat uit twee afzonderlijke lijsten:
1° een lijst “leegstaande gebouwen”;
2° een lijst “leegstaande woningen”.
§2. In elke lijst worden de volgende gegevens opgenomen:
1° het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
2° de kadastrale gegevens van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
3° de identiteit en het (de) adres(sen) van de zakelijk gerechtigde(n);
4° het nummer en de datum van het opnameattest;
5° de indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.
§3. Een woning die geïnventariseerd is als ongeschikt en/of onbewoonbaar, wordt niet opgenomen in het leegstandsregister.
§4. Een gebouw of een woning dat in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van Hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd.
artikel 3. Registratie van leegstand
§1. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
§2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerd opnameattest, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van het opnameattest geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand.
§3. De leegstand wordt beoordeeld op basis van meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:
● het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning;
● het aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”;
● het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;
● een volle brievenbus gedurende lange tijd;
● een verwaarloosde tuin (lang gras, onverzorgd, ….);
● rolluiken die neergelaten zijn;
● het ontbreken van een aangifte als tweede verblijf;
● de onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang;
● een dermate laag verbruik van de nutsvoorziening dat een gebruik als woning of een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;
● de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992;
● aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit;
● getuigenissen: verklaringen van omwonende(n), postbode, wijkagent;
● indicaties dat de woning voor andere functies dan de woonfunctie gebruikt wordt of indicaties dat het gebouw niet volgens zijn functie gebruikt wordt;
● dichtgemaakte raamopeningen;
● water- en winddichtheid van het gebouw is niet gewaarborgd, bijvoorbeeld door glasbreuk;
● grote verbouwingswerkzaamheden in uitvoering;
● ernstig vervuild glas of buitenschrijnwerk;
● de woning is niet of gedeeltelijk niet bemeubeld;
● deze lijst is niet limitatief
artikel 4. Kennisgeving van registratie
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:
● het opnameattest met inbegrip van het beschrijvend verslag;
● informatie over de gevolgen van de opname in het leegstandsregister;
● informatie met betrekking tot de beroepsprocedure tegen de opname in het leegstandsregister;
● informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het leegstandsregister.
artikel 5. Beroep tegen registratie
§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
● de identiteit en het adres van de indiener;
● de vermelding van het nummer van het opnameattest en het adres van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;
● de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de leegstand kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd (dit betekent ofwel de datum van de aangetekende verzending, ofwel de datum van het ontvangstbewijs dat de persoon krijgt bij afgifte van het beroepsschrift).
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.
§3. Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd.
§4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:
● als het te laat is ingediend of niet is ingediend overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1, of;
● als het beroepschrift niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde, of;
● als het beroepschrift niet is ondertekend.
§5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.
Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.
§6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent de beslissing binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend aan de indiener ervan.
§8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de opnamedatum vermeld op het opnameattest.
artikel 6. Schrapping uit het leegstandsregister
§1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt voor bewoning.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig deze woonfunctie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, 6°, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
§2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:
1. de identiteit, en het adres van de indiener;
2. de vermelding van het nummer van het opnameattest en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;
3. de bewijsstukken overeenkomstig paragraaf 1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister.
Als datum van het verzoek wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn 90 dagen na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.
Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.
Hoofdstuk 2. De belasting
artikel 7. Belasting op leegstaande woningen en gebouwen
§1 Er wordt voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister.
De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.
§2 De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.
Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
De belasting is ondeelbaar en voor het volledige jaar verschuldigd, ongeacht de duur van de belastbaarheid in het aanslagjaar.
artikel 8. Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum.
Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. Ingeval van overdracht van het zakelijk recht stelt de overdrager van het zakelijk recht de administratie binnen 2 maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuw zakelijk gerechtigde.
artikel 9. Tarief van de belasting
De belasting bedraagt:
Op de eerste verjaardag van de opname in het leegstandsregister:
• 1.400 euro per leegstaand gebouw
• 1.400 euro per leegstaande ééngezinswoning
Op de tweede verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:
• 1.750 euro per leegstaand gebouw
• 1.750 euro per leegstaande ééngezinswoning
Op de derde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:
• 2.187,50 euro per leegstaand gebouw
• 2.187,50 euro per leegstaande ééngezinswoning
Op de vierde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:
• 2.734,38 euro per leegstaand gebouw
• 2.734,38 euro per leegstaande ééngezinswoning
Op de vijfde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar en alle verjaardagen volgend op de vijfde verjaardag van de opname in het leegstandsregister:
• 3.418 euro per leegstaand gebouw
• 3.418 euro per leegstaande ééngezinswoning
Vrijstellingen schorten de termijn niet op. Dit houdt in dat men na het aflopen van de vrijstelling de heffing betaalt berekend vanaf de opnamedatum.
Het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning in het leegstandsregister staat, wordt opnieuw vanaf nul berekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning. Dit houdt in dat het tarief van de belasting na het verkrijgen van het zakelijk recht op de verjaardag van de opname in het leegstandsregister het tarief van de eerste verjaardag bedraagt. De verjaardagen die hierop volgen zal het tarief van de belasting telkens verhoogd worden met 25%.
Op de verjaardagen boven de vijfde verjaardag van opname in het leegstandsregister, blijft het tarief gelijk aan het tarief dat toegepast wordt op de vijfde verjaardag van opname in het leegstandsregister.’
artikel 10. Vrijstellingen
§1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden bij de administratie met een beveiligde zending. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in §3 of §4, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie. De vrijstelling wordt aangevraagd voor de verjaardag van de opname om een vrijstelling te verkrijgen voor dat aanslagjaar.
§2. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld:
1. De belastingplichtige die mede-eigenaar of volle eigenaar is van de woning of het gebouw en die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of in een zorgwoning, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling. Deze vrijstelling van max. 5 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de opname van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van opname van de belastingplichtige. Een attest van verblijf in de ouderenvoorziening of instelling of een stedenbouwkundige melding van zorgwoning moet worden voorgelegd.
2. De belastingplichtige die mede-eigenaar of volle eigenaar is van de woning of het gebouw waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling van max. 2 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige. Een afschrift van de gerechtelijke beslissing moet worden voorgelegd.
In geval van meerdere eigenaars: indien voor één van de eigenaars bovenstaande vrijstelling wordt toegekend, zal er voor de andere eigenaars gedurende deze termijn ook geen heffing volgen.
3. De belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor één jaar vanaf het verkrijgen van het zakelijk recht. De belastingplichtige levert hiervoor de nodige bewijzen.
4. Indien de houder van het zakelijk recht 5 of meer woningen en/of gebouwen bezit die hij of zij tegelijk wil slopen, verbouwen of renoveren om economische efficiëntieredenen, voor zover er een planning kan voorgelegd worden en er jaarlijks over wordt gerapporteerd op het gemeentelijk woonoverleg. De geïnventariseerde woning of het geïnventariseerde gebouw maakt deel uit van deze sloop-, verbouw- of renovatieplannen. Deze vrijstelling kan maximaal verleend worden voor 3 jaar.
§3. Een vrijstelling wordt verleend als het gebouw of de woning:
1. Gerenoveerd wordt. Er kunnen twee gevallen van renovatie onderscheiden worden:
- wanneer het gaat over handelingen die een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vragen: er kan een niet vervallen omgevingsvergunning worden voorgelegd, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van 3 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning én dat deze vrijstelling maximum twee keer verlengd kan worden met één jaar voor dezelfde zakelijk gerechtigde;
- wanneer het gaat over handelingen die geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vragen, maar die ervoor zorgen dat de woning intussen niet bewoond kan worden: er kan een renovatienota worden voorgelegd met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van 3 jaar volgend op de goedkeuring van de renovatienota door de administratie én dat deze vrijstelling maximum twee keer verlengd kan worden met één jaar voor dezelfde zakelijk gerechtigde;
Er kan niet achtereenvolgens zowel een vrijstelling worden verkregen voor het uitvoeren van vergunningplichtige werken als voor niet-vergunningplichtige werken.
2. Het gebouw of de woning beschermd is als monument krachtens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. De periode van vrijstelling geldt voor een periode van twee jaar.
Deze periode van vrijstelling kan worden verlengd indien er een restauratiepremiedossier wordt ingediend. De vrijstelling duurt tot twee jaar na het einde van de termijn van behandeling van het restauratiepremiedossier.
3. Het gebouw of de woning vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging.
4. Het gebouw of de woning onmogelijk effectief gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure of omwille van een andere soortgelijke procedure, vb. bij de afhandeling van een verzekeringsonderzoek of -geschil.
De vrijstelling gaat in:
- vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid indien de zaak start na registratie in het leegstandsregister;
De nodige bewijsstukken van de gerechtelijke procedure moeten hierbij voorgelegd worden en de belastingplichtige moet spontaan de administratie op de hoogte houden over het verloop van de procedure. Gerechtelijke procedures in het kader van huurgeschillen of geschillen waarvoor de bevoegde rechtbank geen verzegeling van de woning en/of gebouw heeft uitgesproken, geven geen aanleiding tot het verlenen van een vrijstelling van de belasting.
5. Het gebouw of de woning gelegen is binnen de perimeter mergelgroeven én er een negatief advies inzake de toestand van de ondergrond werd afgeleverd door de gemeentelijke dienst ‘Groeven’. Deze vrijstelling gaat in vanaf de inventarisatiedatum of vanaf de datum van het negatief advies inzake de toestand van de ondergrond en loopt zolang het negatief advies geldt.
6. Wanneer de leegstand het gevolg is van overmacht, d.w.z. te wijten is aan redenen buiten de wil van de zakelijk gerechtigde van wie redelijkerwijze niet kan verwacht worden dat hij een einde stelt aan de leegstand. De zakelijk gerechtigde voegt voldoende bewijsstukken toe bij de aanvraag om de reden van overmacht te staven. Dit dient wordt behandeld door het college van burgemeester en schepenen. De gemotiveerde beslissing wordt bezorgd aan de indiener.
7. Het gebouw of de woning gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan. De periode van vrijstelling duurt tot twee jaar nadat het onteigeningsplan eventueel ongedaan gemaakt wordt of de onteigening effectief wordt.
8. Het gebouw of de woning geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld. De periode van vrijstelling duurt tot twee jaar nadat het onteigeningsplan eventueel ongedaan gemaakt wordt of de onteigening effectief wordt.
artikel 11. Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
artikel 12. Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van zijn verzending. Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om berichten elektronisch uit te wisselen, wordt het aanslagbiljet geacht ontvangen te zijn op het tijdstip waarop het aanslagbiljet toegankelijk wordt voor de belastingplichtige.
artikel 13. Bezwaar
§ 1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag, een
belastingverhoging of een administratieve geldboete, een bezwaarschrift indienen bij de bevoegde overheid, die handelt als administratieve overheid (College van burgemeester en schepenen).
§2. Het bezwaarschrift, vermeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het wordt schriftelijk ingediend (eventueel via mail, zie supra);
2° het wordt ondertekend (vermelding van naam en voornaam in het mailbericht wordt beschouwd als een handtekening);
3° het wordt gemotiveerd.
§ 3. Het bezwaarschrift wordt op straffe van verval ingediend binnen drie maanden vanaf de datum waarop de belastingplichtige het aanslagbiljet heeft ontvangen. Het aanslagbiljet wordt geacht ontvangen te zijn op de derde werkdag die volgt op de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van zijn verzending. Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om berichten elektronisch uit te wisselen, wordt het aanslagbiljet geacht ontvangen te zijn op het tijdstip waarop het aanslagbiljet toegankelijk wordt voor de belastingplichtige.
§4. De indiening van het bezwaarschrift via elektronische weg geldt als uitdrukkelijke instemming van de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger om berichten binnen de bezwaarprocedure via die elektronische weg uit te wisselen. Als het bezwaarschrift verzonden wordt via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van indiening van het bezwaar.
§5. Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger gehoord wenst te worden dient hij uitdrukkelijk in het bezwaarschrift te vragen om op een hoorzitting uitgenodigd te worden.
artikel 14. Overgangsbepalingen
Alle voorgaande reglementen betreffende de opmaak van het leegstandsregister en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen worden opgeheven. Woningen en gebouwen die reeds werden opgenomen in het leegstandsregister, blijven opgenomen in het register met hun oorspronkelijke opnamedatum. Vrijstellingen die reeds eerder werden toegekend volgens de bepalingen van vorige reglementen, die volgens de bepalingen van dit reglement een langere duur of een latere einddatum zouden hebben, worden ambtshalve verlengd. Andere vrijstellingen die reeds eerder werden toegekend volgens de bepalingen van vorige reglementen blijven behouden met dezelfde duur en/of einddatum. Na afloop van deze vrijstelling gelden de bepalingen van dit reglement.
De tarieven van leegstandsheffing in dit reglement worden vanaf 2026 van toepassing voor alle gebouwen en woningen opgenomen in het leegstandsregister.
artikel 15. Toepasselijke regelgeving
Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit belastingreglement.
artikel 16. Dwangbevel
De kosten verbonden aan het dwangbevel worden aan de belastingplichtige aangerekend.
artikel 17. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 2026. Het gemeenteraadsbesluit ‘Gemeentelijk reglement houdende de registratie van en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen” van 14/12/2020 wordt opgeheven.
artikel 18. Bekendmaking
Dit besluit wordt bekendgemaakt conform de bepalingen van het DLB.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.