De Gemeenteraad;

Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, specifiek artikelen 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad, en artikels 285, 86, 287 en 289 betreffende de bekendmaking en inwerkingtreding, met latere wijzigingen;

Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;

Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, verder genoemd het Decreet Grond en Pandenbeleid of vanaf 1 januari 2021: de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verder genoemd de Vlaamse Codex Wonen;

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Gelet op het Decreet Grond en Pandenbeleid, artikel 2.2.6, met latere wijzigingen; of vanaf 1 januari 2021: de Vlaamse Codex Wonen artikel 2.9, waarin de mogelijkheid wordt geboden aan de gemeenten om een register van leegstaande woningen en gebouwen bij te houden en dat een gemeentelijke verordening nadere materiële en procedurele regelen kan bepalen;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse wooncode; of vanaf 1 januari 2021: de Vlaamse Codex Wonen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal woonbeleid van 16 november 2018, verder genoemd het Subsidiebesluit of vanaf 1 januari 2021: Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, verder genoemd het Uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Wonen, boek 2, deel 2, titel 4 betreffende de subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid;

Gelet op het Subsidiebesluit artikel 13 of vanaf 1 januari 2021: het Uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Wonen artikel 2.14, dat gemeenten in een intergemeentelijk samenwerkingsverband oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te sporen, te registreren en aan te pakken;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 1 juli 2019 waarin deze besliste om samen met de gemeenten Hoeselt en Voeren deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen is door het “IGSW Zuidoost-Limburg” goed te keuren, waarbij Stebo vzw opgenomen werd als projectuitvoerder;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 2019 tot goedkeuring van het inhoudelijk projectplan voor de intergemeentelijke samenwerking van het project “IGSW Zuidoost-Limburg” voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025;

Gelet op het Decreet Grond en Pandenbeleid artikel 2.2.6 of vanaf 1 januari 2021: de Vlaamse Codex Wonen artikel 2.9 dat de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister ook kunnen toevertrouwd worden aan een intergemeentelijke administratieve eenheid met rechtspersoonlijkheid of, met uitzondering van de beroepsprocedure, aan een intergemeentelijke administratieve eenheid zonder rechtspersoonlijkheid;

Overwegende dat de gemeente door de deelname aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband zich engageerde om werk te maken van de opsporing, inventarisatie en aanpak van leegstaande woningen en gebouwen;

Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand ook optimaal benut wordt;

Overwegende dat op basis van Grond- en Pandendecreet of vanaf 1 januari 2021: de Vlaamse Codex Wonen, gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen kunnen bijhouden;

Overwegende dat de langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden;

Overwegende dat een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de materiële en procedurele regelen vastgelegd worden om de leegstand aan te pakken;

Overwegende dat de strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen onder meer een effect zal hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting;

Overwegende dat het gemeentelijk reglement houdende de registratie van en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen, goedgekeurd door de gemeenteraad van 13 februari 2017, dient aangepast te worden omwille van nieuwe inzichten en de verderzetting van de heffingen;

Overwegende de vrijstellingen van registratie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen, omdat deze het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;

Gelet op het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

Na beraadslaging,

 

BESLUIT: Reglement leegstaande woningen en gebouwen

19 stemmen voor: Mark Vos, Guy Kersten, Marina Pauly, Christiaan Bamps, Peter Neven, Mathieu Eycken, Jan Peumans, Davy Renkens, Jean Nicolaes, Anja Slangen, Mieke Loyens, Joël L'Hoest, Dirk Jacobs, Laura Mulleners, Marc Konings, Yves Chanson, Anja Huls, Liesbeth Pauly en Bert Cilissen

6 onthoudingen: Ludwig Stevens, Steven Coenegrachts, Jan Noelmans, Danny Lemmens, Patrick Janssen en Marie-Elise Smets

 

Met ingang van 1 januari 2021 en voor een termijn die eindigt op 31 december 2025 geldt het gemeentelijk reglement houdende de registratie van en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen als volgt.

 

artikel 1. Begripsomschrijvingen:

Voor de toepassing van dit reglement gelden onder meer de begripsomschrijvingen van het artikel 1.2 van het Decreet Grond en Pandenbeleid of vanaf 1 januari 2021: artikel 1.3 van de Vlaamse Codex Wonen.             

 

In dit reglement wordt verstaan onder:

1.       administratie:
de gemeentelijke administratieve eenheiddie door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister. De gemeente kan hiervoor beroep doen op medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsverband.

 

2.       beroepsinstantie:
het college van burgemeester en schepenen.

 

3.       beveiligde zending:

één van de hiernavolgende betekeningswijzen:

a) een aangetekend schrijven;

b) een afgifte tegen ontvangstbewijs.

 

4.       gebouw:
elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.

 

5.       kamer:
een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.

 

6.       leegstaand gebouw:

gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of melding in de zin van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, met latere wijzigingen, of milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, met latere wijzigingen. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

7.       leegstaande woning:

woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie.

 

8.       leegstandsregister:

het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in art 2.2.6 van het Grond- en Pandendecreet en vanaf 01/01/2021: artikel 2.9 van de Vlaamse Codex Wonen.

 

9.       leegstand bij nieuwbouw:

een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als een leegstaand gebouw of een leegstaande woning beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.

 

10.   opnamedatum:

de datum waarop het gebouw of de woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt opgenomen.

 

11.   verjaardag:

het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.

 

12.   woning:

een goed, vermeld in artikel 2, §1, eerste lid, 31°, van de Vlaamse Wooncode en vanaf 1 januari 2021: artikel 1.3, §1, eerste lid, 66° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).

 

13.   zakelijk gerechtigde:

de houder van één van de volgende zakelijke rechten:

a) de volle eigendom;

b) het recht van opstal of van erfpacht;

c) het vruchtgebruik.

 

14.   renovatienota:

een gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota die door het college van burgemeester en schepenen wordt goedgekeurd en waarin minstens volgende elementen zijn opgenomen:

a) een overzicht van weke niet-stedenbouwkudige vergunning plichtige werken worden uitgevoerd;

b) een (gedetailleerd) tijdschema waarin wordt aangegeven binnen welke periode de werken zullen worden uitgevoerd. Na een periode van maximaal 2 jaar moet de woning opnieuw bewoond worden;

c) een raming van de kosten vergezeld van offertes, facturen, bestekken waaruit blijkt dat de werken uitgevoerd zullen worden; deze offertes, facturen, bestekken mogen niet ouder zijn dan 1 jaar;

d) een plan of tekening en fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen;

e) indien van toepassing het akkoord van alle mede-eigenaars.

 

 

Hoofdstuk 1: Leegstandsregistratie

 

Artikel 2. Leegstandsregister

§1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het leegstandsregister bestaat uit twee afzonderlijke lijsten:

1° een lijst “leegstaande gebouwen”;

2° een lijst “leegstaande woningen”.

 

§2. In elke lijst worden de volgende gegevens opgenomen:

1° het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;

2° de kadastrale gegevens van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;

3° de identiteit en het (de) adres(sen) van de zakelijk gerechtigde(n);

4° het nummer en de datum van de administratieve akte;

5° de indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.

 

§3. Een woning die geïnventariseerd is als ongeschikt en/of onbewoonbaar, wordt niet opgenomen in het leegstandsregister.

 

§4. Een gebouw of een woning dat in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van Hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd.

 

Artikel 3. Registratie van leegstand

§1. De door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

§2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als opnamedatum.

 

§3. De leegstand wordt beoordeeld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:

  • het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning;
  • het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”;
  • het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;
  • een volle brievenbus gedurende lange tijd;
  • een verwaarloosde tuin (lang gras, onverzorgd, ….);
  • rolluiken die langdurig neergelaten zijn;
  • het ontbreken van een aangifte als tweede verblijf;
  • de onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden, bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang;
  • een dermate laag verbruik van de nutsvoorziening dat een gebruik als woning of een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten;
  • de vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992;
  • aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit;
  • getuigenissen: verklaringen van omwonende(n), postbode, wijkagent;
  • andere relevante indicaties van leegstand.

 

Artikel 4. Kennisgeving van registratie

De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:

  • de administratieve akte met inbegrip van het beschrijvend verslag;
  • informatie over de gevolgen van de opname in het leegstandsregister;
  • informatie met betrekking tot de beroepsprocedure tegen de opname in het leegstandsregister;
  • informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het leegstandsregister.

 

Artikel 5. Beroep tegen registratie

§1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:

  • de identiteit en het adres van de indiener;
  • de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft;
  • de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister ten onrechte is gebeurd. De vaststelling van de leegstand kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.

Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd (dit betekent ofwel de datum van de aangetekende verzending, ofwel de datum van het ontvangstbewijs dat de persoon krijgt bij afgifte van het beroepsschrift).

Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.

 

§2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.

 

§3. Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd.

 

§4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:

  • als het te laat is ingediend of niet is ingediend overeenkomstig de bepalingen in paragraaf 1, of;
  • als het beroepschrift niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde, of;
  • als het beroepschrift niet is ondertekend.

 

§5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.

Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.

 

§6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

 

§7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend aan de indiener ervan.

 

§8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.

 

Artikel 6. Schrapping uit het leegstandsregister

§1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden hoofdzakelijk aangewend wordt voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande

De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig deze woonfunctie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

 

Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, 6°, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.

De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.

 

§2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:

1.       de identiteit, het rijksregisternummer en het adres van de indiener;

2.       de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;

3.       de bewijsstukken overeenkomstig paragraaf 1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister.

Als datum van het verzoek wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.

 

De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn 90 dagen na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.

 

Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.

 

Hoofdstuk 2. De belasting

 

Artikel 7. Belasting op leegstaande woningen en gebouwen

§1 Er wordt voor de aanslagjaren 2021 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister.

De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.

 

§2 De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.

Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.

De belasting is ondeelbaar en voor het volledige jaar verschuldigd, ongeacht de duur van de belastbaarheid in het aanslagjaar.

 

Artikel 8. Belastingplichtige

§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum.

Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

 

§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

 

§3. Ingeval van overdracht van het zakelijk recht stelt de overdrager van het zakelijk recht de administratie binnen 2 maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan, en de identiteitsgegevens van de nieuw zakelijk gerechtigde.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van het zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

 

Artikel 9. Tarief van de belasting

De belasting bedraagt:

 

Op de eerste verjaardag van de opname in het leegstandsregister:

          1.400 euro per leegstaand gebouw

          1.400 euro per leegstaande ééngezinswoning

 

Op de tweede verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:

          1.750 euro per leegstaand gebouw

          1.750 euro per leegstaande ééngezinswoning

 

Op de derde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:

          2.187,50 euro per leegstaand gebouw

          2.187,50 euro per leegstaande ééngezinswoning

 

Op de vierde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar zijnde:

          2.734,38 euro per leegstaand gebouw

          2.734,38 euro per leegstaande ééngezinswoning

 

Op de vijfde verjaardag van de opname in het leegstandsregister een verhoging van 25% t.o.v. het voorgaande jaar en alle verjaardagen volgend op de vijfde verjaardag van de opname in het leegstandsregister:

          3.418 euro per leegstaand gebouw

          3.418 euro per leegstaande ééngezinswoning

 

Vrijstellingen schorten de termijn niet op. Dit houdt in dat men na het aflopen van de vrijstelling de heffing betaalt berekend vanaf de opnamedatum.

 

Artikel 10. Vrijstellingen

§1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden bij de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in §3 of §4, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.

 

§2. Van de leegstandsbelasting zijn vrijgesteld:

 

1.       De belastingplichtige die mede-eigenaar of volle eigenaar is van de woning of het gebouw en die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of in een zorgwoning, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling. Deze vrijstelling van max. 3 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de opname van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van opname van de belastingplichtige. Een attest van verblijf in de ouderenvoorziening of instelling of een stedenbouwkundige melding van zorgwoning moet worden voorgelegd.

 

2.       De belastingplichtige die mede-eigenaar of volle eigenaar is van de woning of het gebouw waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling van max. 2 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige. Een afschrift van de gerechtelijke beslissing moet worden voorgelegd.

In geval van meerdere eigenaars: indien voor één van de eigenaars bovenstaande vrijstelling wordt toegekend, zal er voor de andere eigenaars gedurende deze termijn ook geen heffing volgen.

 

3.       De belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. De belastingplichtige levert hiervoor de nodige bewijzen.

 

4.       Indien de houder van het zakelijk recht 5 of meer woningen en/of gebouwen bezit die hij of zij tegelijk wil slopen, verbouwen of renoveren om economische efficiëntieredenen, voor zover er een planning kan voorgelegd worden en er jaarlijks over wordt gerapporteerd op het gemeentelijk woonoverleg. De geïnventariseerde woning of het geïnventariseerde gebouw maakt deel uit van deze sloop-, verbouw- of renovatieplannen. Deze vrijstelling kan maximaal verleend worden voor 3 jaar.

 

§3. Een vrijstelling wordt verleend als het gebouw of de woning:

 

1.       Gerenoveerd wordt. Er kunnen twee gevallen van renovatie onderscheiden worden:

-  wanneer het gaat over handelingen die een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vragen: er kan een niet vervallen omgevingsvergunning worden voorgelegd, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de omgevingsvergunning én dat deze vrijstelling maar één keer aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend;

-   wanneer het gaat over handelingen die geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen vragen: er kan een renovatienota worden voorgelegd met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar volgend op de goedkeuring van de renovatienota door de administratie en dat deze vrijstelling maar één keer aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend;

Er kan niet achtereenvolgens zowel een vrijstelling worden verkregen voor het uitvoeren van vergunningsplichtige werken als voor niet-vergunningsplichtige werken.

 

2.       Het gebouw of de woning gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan. De periode van vrijstelling duurt tot twee jaar nadat het onteigeningsplan eventueel ongedaan gemaakt wordt of de onteigening effectief wordt.

 

3.       Het gebouw of de woning geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld. De periode van vrijstelling duurt tot twee jaar nadat het onteigeningsplan eventueel ongedaan gemaakt wordt of de onteigening effectief wordt.

 

4.       Het gebouw of de woning beschermd is als monument krachtens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. De periode van vrijstelling geldt voor een periode van twee jaar.

Deze periode van vrijstelling kan worden verlengd indien er een restauratiepremiedossier wordt ingediend. De vrijstelling duurt tot twee jaar na het einde van de termijn van behandeling van het restauratiepremiedossier.

 

5.       Het gebouw of de woning vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging.

 

6.       Het gebouw of de woning onmogelijk effectief gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure of omwille van een andere soortgelijke procedure, vb. bij de afhandeling van een verzekeringsonderzoek of geschil.

De vrijstelling gaat in:

-       vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot twee jaar na het einde van de onmogelijkheid indien de zaak start na registratie in het leegstandsregister;

-       twee jaar vanaf de registratiedatum indien de procedure gestart is voor de registratie.

De nodige bewijsstukken van de gerechtelijke procedure moeten hierbij voorgelegd worden en de belastingplichtige moet spontaan de administratie op de hoogte houden over het verloop van de procedure. Gerechtelijke procedures in het kader van huurgeschillen of geschillen waarvoor de bevoegde rechtbank geen verzegeling van de woning en/of gebouw heeft uitgesproken, geven geen aanleiding tot het verlenen van een vrijstelling van de belasting.

 

7.       Het gebouw of de woning het voorwerp uitmaakt van een door het gemeentebestuur verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode of vanaf 2021: artikel 5.82 van de Vlaamse Codex Wonen.

 

8.       Het gebouw of de woning gelegen is binnen de perimeter mergelgroeven én er een negatief advies inzake de toestand van de ondergrond werd afgeleverd door de gemeentelijke dienst ‘Groeven’. Deze vrijstelling van max. 1 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum of vanaf de datum van het negatief advies inzake de toestand van de ondergrond.

 

9.       Wanneer de leegstand het gevolg is van overmacht, d.w.z. te wijten is aan redenen buiten de wil van de zakelijk gerechtigde van wie redelijkerwijze niet kan verwacht worden dat hij een einde stelt aan de leegstand. Dit dient gestaafd te worden door middel van een gemotiveerde beslissing van het college van burgemeester en schepenen.

 

 

Artikel 11. Inkohiering

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 12. Betalingstermijn

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 13. Bezwaar

De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.

Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk en ondertekend door de houder van het zakelijk recht worden ingediend en worden gemotiveerd.

De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van
3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.

 

Artikel 14. Overgangsbepalingen

Alle voorgaande reglementen betreffende de opmaak van het leegstandsregister en de belasting op leegstand van woningen en gebouwen worden opgeheven. Woningen en gebouwen die reeds werden opgenomen in het leegstandsregister, blijven opgenomen in het register met hun oorspronkelijke opnamedatum. Vrijstellingen die reeds eerder werden toegekend volgens de bepalingen van vorige reglementen, blijven behouden met dezelfde duur en/of einddatum. Na afloop van deze vrijstelling gelden de bepalingen van dit reglement.

De tarieven van leegstandsheffing in dit reglement worden vanaf 2021 van toepassing voor alle gebouwen en woningen opgenomen in het leegstandsregister.

 

Artikel 15. Toepasselijke regelgeving

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen zijn van toepassing op dit belastingreglement.

 

Artikel 16. Dwangbevel

De kosten verbonden aan het dwangbevel worden aan de belastingplichtige aangerekend.

 

Artikel 17. Kennisgeving toezicht

Deze verordening wordt aan de betreffende overheid overgemaakt.

 

Artikel 18. Bekendmaking

Dit besluit wordt bekendgemaakt conform de bepalingen van het DLB.