Vergadering Raad voor maatschappelijk welzijn - 13/09/2021

Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Personeel

WIJZIGING RECHTSPOSITIEREGELING

 

In zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn dd.15/06/2021 werd de rechtspositieregeling gewijzigd.

 

Het bestuur neemt kennis van het schrijven Vlaamse Regering dd.juni 2021 betreffende sectoraal akkoord van 9 juni 2021 betreffende aanpassing koopkrachtmaatregelen VIA-6 akkoord voor de publieke sector.

Ze beslisten om de plafonnering van de eindejaarstoelage van de VIA-personeelsleden in de publieke sector te schrappen - dit was nodig om ook de lagere lonen een volwaardige koopkrachtverhoging toe te kennen.

Er werd een akkoord bereikt over de vervroegde uitkanteling van de publieke socio-culturele sector uit de VIA-akkoorden, de compensatie aan de lokale besturen voor het personeel dat niet onder het toepassingsgebied van het VIA-6 akkoord valt en de koopkrachtmaatregelen voor deze groep van niet-VIA personeelsleden..

Deze maatregel maakt een einde aan de indirecte discriminatie van vorige VIA-akkoorden.

Het was echter onrechtvaardig om alleen voor VIA-medewerkers een koopkrachtverhoging toe te passen. Hieruit volgt dat het variabel gedeelte van de eindejaarstoelage van alle personeelsleden van de lokale besturen vanaf 2021 verhoogd zal worden van 2,5% naar 3,6% van het jaarsalaris.

 

Artikel 215 dient aangepast te worden als volgt :

De eindejaarstoelage mag nooit meer bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris dient geschrapt te worden.

Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.

 

Artikel 215-2°- het veranderlijke gedeelte dient aangepast te worden als volgt :

2,5 procent dient gewijzigd te worden in 3,6%.

 

B. van de conceptnota van het Vlaams Parlement van 20 april 2021 wordt de wens uitgedrukt om het rouwverlof uit te breiden.

 

Hoofdstuk IX. Het omstandigheidsverlof

Artikel 284 - 3° dient aangepast te worden.

Het rouwverlof wordt uitgebreid naar :

1. tien werkdagen bij overlijden van :

- ofwel de echtgenoot/de echtgenote/ samenwonende partner van het personeelslid;

- ofwel het kind van personeelslid of het kind van zijn echtgenoot/echtgenote/samenwonende partner;

- ofwel een pleegkind in het kader van een langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden;

 

Volgende modaliteiten worden voorzien in de opname :

- de eerste drie werkdagen mogen opgenomen worden in de periode die loopt vanaf de dag van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis;

- de overige zeven werkdagen kunnen opgenomen worden binnen het jaar na de dag van het overlijden.

In onderling akkoord kan hiervan afgeweken worden.

 

2. Eén werkdag bij overlijden van een pleegkind van het personeelslid of van de samenwonende partner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden

 

3 Vier werkdagen bij het overlijden van een pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden

 

C.schrijven Vlaamse Regering betreffende wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten en OCMW.

Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof, opvangverlof en pleegverlof wordt vervangen door Het bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof

Afdeling I. Het bevallingsverlof

 

Artikel 265 wordt volledig geschrapt.

 

Afdeling II. Het opvangverlof

artikel 265 §1. toe te voegen

Het statutaire personeelslid krijgt op zijn verzoek opvangverlof als een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

 

Het opvangverlof bedraagt zes weken per personeelslid.  Dat verlof verhoogt met twee weken voor een adoptieouder of pleegvoogd en, voor beide adoptieouders en pleegvoogden samen :

1° met drie weken vanaf 1 januari 2023

2° met vier weken vanaf 1 januari 2025

3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027

 

De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden.

 

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan één van de volgende voorwaarden voldoet :

1° het heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%;

2° het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;

3° het heeft een  aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;

 

De maximumduur van het opvangverlof wordt per personeelslid met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.

 

Als maar één van de samenwonende partners het kind adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, heeft alleen die persoon recht op het verlof.

 

§2. Tijdens het opvangverlof behoudt het statutaire personeelslid het recht op zijn gebruikelijke salaris.

 

Het verlof begint binnen twee maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.

 

In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en als ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.

 

De raad kan bepalen dat het opvangverlof opgenomen moet worden in een aaneengesloten periode.

 

 

Afdeling III. Pleegzorgverlof

Het statutaire personeelslid heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.

 

Het pleegzorgverlof wordt aan het statutaire personeelslid toegekend conform artikel 30 quater, §1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst en artikel 2 tot en met 6 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2008 betreffende de afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen.

 

Het statutaire personeelslid heeft recht op 82% van het brutosalaris.

 

 

Afdeling IV. Pleegouderverlof

 

§1. In deze paragraaf wordt verstaan onder langdurige pleegzorg : de pleegzorg waarvan bij het begin duidelijk is dat het pleegkind voor minstens zes maanden  in hetzelfde pleeggezin zal verblijven.

Ingeval van langdurige pleegzorg heeft het statutaire personeelslid dat pleegzorger is als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, een éénmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken voor de zorg van het pleegkind.

 

Het pleegouderverlof van zes weken van het statutaire personeelslid verhoogt met twee weken voor een pleegouder en voor beide pleegouders samen :

1° met drie weken vanaf 1 januari 2023

2° met vier weken vanaf 1 januari 2025

3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027

 

De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beide zijn aangesteld als pleegouder van het kind.

 

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind voldoet aan één van de volgende voorwaarden :

1° het kind heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van tenminste 66%;

2° het kind heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;

3° het kind heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat tenminste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.

 

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd bij het gelijktijdige onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.

 

§2. Het verlof begint twaalf maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.

 

Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het personeelslid recht op een doorbetaling van het salaris.  Vanaf de vierde dag heeft een statutair personeelslid recht op 82% van het brutosalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.

 

Het vast bureau vraagt de raad voor maatschappelijk welzijn akkoord te gaan met dit voorstel.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021
Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Financiën

INVESTERINGSUITGAVEN < 30.000 EURO

 

In navolging van het RMW-raadsbesluit van 11 maart 2019 wordt de lijst met investeringsuitgaven < € 30.0000 van het eerste semester 2021 ter kennis voorgelegd aan de raad.

De lijst is toegevoegd als bijlage.

 

Het vast bureau vraagt de raad voor maatschappelijk welzijn kennis te nemen van dit voorstel.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021
Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Financiën

OPVOLGINGSRAPPORTERING 2021 SEMESTER 1

 

Overeenkomstig art 263 van het Decreet Lokaal Bestuur dient de gemeente en OCMW gezamenlijk te rapporteren over de uitvoering van de prioritaire acties.

 

In bijlage de opvolgingsrapportering over het eerste semester en een verklarende nota ter verduidelijking van de bijgevoegde documenten.

 

Het vast bureau vraagt de raad kennis te nemen van dit voorstel.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021
Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Directiesecretariaat

GOEDKEURING NOTULEN RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN 5 JULI 2021

 

De notulen liggen ter inzage.

 

Het vast bureau vraagt de raad voor maatschappelijk welzijn akkoord te gaan met dit voorstel.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021
Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Directiesecretariaat

KENNISNAME ZITTINGSVERSLAG RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN 5 JULI 2021

 

Zoals bepaald onder artikel 32 in het huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn dd. 14.06.2021 is het zittingsverslag een audio- of audiovisuele opname van de openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn. De raadsleden gaan discreet en voorzichtig om met de audio- of audiovisuele opname van de openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

De audio-opname is te raadplegen op de website van de gemeente of via de link in bijlage.

 

Het vast bureau vraagt de raad voor maatschappelijk welzijn kennis te nemen van deze opname.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021
Overzicht punten

Vergadering raad voor maatschappelijk welzijn van 13/09/2021.

Directiesecretariaat

VRAGEN RAADSLEDEN

 

Zoals bepaald onder artikel 11 in het huishoudelijk reglement van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn dd. 14.06.2021 hebben de leden van de RMW het recht aan het vast bureau mondelinge en schriftelijke vragen te stellen. Daarvoor is geen toegelicht voorstel van beslissing nodig.

 

De schriftelijke vragen worden via e-mail gericht aan de algemeen directeur. Op schriftelijke vragen van raadsleden wordt binnen de maand na ontvangst schriftelijk geantwoord.

 

Na afhandeling van de agenda van de openbare vergadering kunnen de raadsleden maximaal twee mondelinge vragen stellen over OCMW-aangelegenheden, die niet op de agenda van de staan. De onderwerpen dienen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering van de RMW bezorgd te worden aan de algemeen directeur (i.c. uiterlijk woensdag om 24.00 uur indien de zitting van de RMW plaats heeft op maandag in de volgende week). De vragen kunnen per e-mail ingediend worden. Op deze mondelinge vragen wordt ten laatste tijdens de volgende zitting geantwoord.

 

De procedure van mondelinge vragen is beperkt tot de vraagstelling en het eventuele onmiddellijke antwoord van een lid van het vast bureau. Het is de raadsleden toegestaan repliek op het antwoord te vragen waarbij een beperkte bespreking van het onderwerp mogelijk moet zijn. In geen geval wordt in de raad een uitvoerig debat over de gestelde vraag gevoerd of wordt de vraag staande de zitting omgevormd tot een agendapunt en ter stemming voorgelegd. Om over een onderwerp een debat te kunnen voeren dient dit deel uit te maken van de agenda van de betreffende raad, of al dan niet als bijkomend punt aan de agenda te worden toegevoegd. Hiertoe is vereist dat het onderwerp als agendapunt wordt vermeld.

 

 

Publicatiedatum: 03/09/2021